Hoe werkt biometrie?
Voordat men gebruik kan maken van een met biometrie beveiligde chipkaart moet deze worden gepersonaliseerd, dat wil zeggen, de chipkaart moet worden voorzien van gegevens van de betreffende persoon. Het biometrie-proces kent daarom twee fases: de
invoerfase (ook wel personaliseringsfase genoemd) en de gebruiksfase.
In de eerstgenoemde fase moet men zich er allereerst van overtuigen dat de ingevoerde gebruiker inderdaad een geautoriseerde gebruiker is. Als de identiteit van de gebruiker is gecontroleerd kan het eigenlijke personaliserings- of enrollment-proces beginnen. Tijdens dit proces wordt een biometrisch kenmerk van de gebruiker opgenomen (analoog signaal) en na conversie naar een digitaal signaal opgeslagen op dechipcard. Al voordat het gedigitaliseerde signaal wordt opgeslagen kan het bewerkt worden om onderscheidende kenmerken te benadrukken en de data te comprimeren. Het bewerkte en op de chipkaart opgeslagen digitale biometrische signaal wordt aangeduid als de template.
Er zijn dus twee verschillende biometrische gegevens: het oorspronkelijke (analoog) signaal en het bewerkte (digitale) signaal, de template.
Bij het omzetten van het analoge signaal naar de template wordt gebruik gemaakt van een algoritme. Toepassing van zulk algoritme is niet omkeerbaar; men kan vanuit de template daarom niet meer terug naar het volledige signaal.
In de gebruiksfase wordt de opgeslagen biometrische template gebruikt om de identiteit van de gebruiker te controleren. Als de identiteit van een gebruiker vergeleken moet worden, wordt opnieuw een biometrisch kenmerk opgenomen met behulp van een sensor (hierbij komt een analoog signaal beschikbaar). Het verkregen (analoge) signaal wordt omgezet in een digitaal signaal; er wordt een ‘biometrische template’ van het signaal gemaakt (dit levert de zogenaamde ‘live scan’ op). De template wordt vervolgens vergeleken met de template die tijdens het enrollment proces is verkregen en wordt opgeslagen. Bij de vergelijking wordt gebruik gemaakt van een vergelijkingsalgoritme dat bepaalde afwijkingen toelaat. Dit algoritme zorgt voor een resultaat dat de mate van overeenkomst aangeeft.
Als het resultaat binnen de grenzen van het acceptabele valt, levert de match een positief resultaat, anders een negatief resultaat. Als de grenzen te ruim zijn, kan biometrie niet worden beschouwd als een passend beveiligingsmechanisme. Als de grenzen te krap worden ingesteld kunnen geautoriseerde gebruikers problemen ondervinden bij de verificatie-procedure.